Jan Roëde werd in 1914 in Groningen geboren als Jan Roede. Hij groeide vanaf zijn vierde jaar op in Den Haag, waar hij - afgezien van enkele periodes in het buitenland - tot aan het einde van zijn leven bleef wonen en werken. Na een korte tijd als tekenaar in de reclame werkzaam te zijn geweest, begon hij in 1941 met schilderen.
In de beginjaren van zijn kunstenaarschap verdiepte hij zich in schilderkunst en literatuur en maakte hij kennis met het Zenboeddhisme, een levensvisie waar hij zich de rest van zijn leven door zou laten inspireren. Hij schilderde intuïtief en zag zijn beste werken als 'relikwieën van een verlicht moment': tijdloos en onbevangen, bevrijd van de dressuur van het denken.
Na de oorlog exposeerde hij in Den Haag, waar zijn werk werd opgemerkt door Willy Broers, de latere oprichter van de kunstenaarsgroepen Vrije Beelden (1947) en Creatie (1950). Op diens uitnodiging nam hij in 1946 deel aan de tentoonstelling 12 Schilders in Amsterdam. In 1946-1948 verbleef hij afwisselend in Zweden en Frankrijk, waar hij groot succes had met enkele solotentoonstellingen. Omdat de Fransen moeite hadden met het uitspreken van zijn naam, werkte hij vanaf 1946 onder de naam Roëde. In Parijs kwam Roëde via de dichter Paul Eluard in aanraking met het surrealisme. Ook kwam hij in contact met de Jeunes Peintres de Tradition Française, schilders die voortbouwden op het werk van onder anderen Bonard en Matisse. Bij de schilder Maurice Estève ontdekte hij in 1948 het 'omgekeerd kleurenperspectief', een compositietechniek met koele kleuren op de voorgrond en sprekende, warme kleuren op de achtergrond, die hij later in zijn werk vaak zou toepassen. In dat jaar exposeerde hij bij Vrije Beelden in het Stedelijk Museum. Hoewel zijn werk uit die tijd - beïnvloed door Klee, Míro, en Picasso - enige verwantschap vertoonde met Cobra, besloot hij zich niet bij deze groep aan te sluiten. Wel deed hij in 1950 in het Stedelijk Museum mee aan de grote tentoonstelling Nieuwe bewegingen in de beeldende kunst.
Jan Roëde ontwikkelde zich tot een verrassende colorist met een heel eigen stijl. Speels en altijd met een glimlach schilderde hij eenvoudige mens- en dierfiguren in niet-naturalistische kleurcomposities. Vanaf de tweede helft van de jaren 60 werd zijn kleurgebruik feller en egaler. Het werk van Roëde is kleurrijk, lichtvoetig, poëtisch, wars van ernst en zwaarte. Het omvat behalve schilderijen ook gouaches, tekeningen, collages, etsen, illustraties, boekomslagen, kostuums, meubeldecoraties, muurschilderingen, plastieken, glaswanden en gevelobjecten.
Jan Roëde was tot het eind van zijn leven lid van het Haagse schilderkundig genootschap Pulchri. In 1968 wijdde het Haags Gemeentemuseum een eerste overzichtstentoonstelling aan zijn werk. Andere belangrijke tentoonstellingen waren er in 1984 (De doorbraak van de moderne kunst in Nederland in de jaren 1945-1951), 1988 (Haags Gemeente-museum) en 1999 (Cobramuseum Amstelveen). Roëde was getrouwd met Maria Barbara Leewens en kreeg twee kinderen: Marjolijn (overleden in 2008) en Jan (overleden in 1998). Roëde overleed op 30 mei 2007.